Het zal best even aanpakken geweest zijn voor het drietal Han Dade, Floris Stempel en Carel Reeser, het voorlopige bestuur van het nieuwe Ajax. Na de club te hebben opgericht moesten er veel praktische problemen ter hand genomen worden. Leden werven, een reglement opstellen, een terrein gehuurd, en er moest voor een competitie worden ingeschreven. Gevoetbald was er tot dusver voor de aardigheid, maar nu moest het serieus worden aangepakt.
Beginneling bij de AVB
Als beginneling klopte Ajax aan bij de Amsterdamsche Voetbal Bond, destijds nog een onafhankelijke lokale organisatie, zoals er in Nederland een hele rij bestond. Promotie naar de NVB was niet automatisch, maar wie goed georganiseerd was en zijn best deed kon eventueel worden toegelaten. Ajax werd bij de AVB ingedeeld voor de competitie Tweede Klasse B. 'Competitie' was een wat weids woord: het was meer een pouletje, van vier clubs: drie reserveteams van NVB-clubs: AFC 2 en Volharding 3, en verder DOSB. Zes wedstrijden dus, en die zouden worden afgewerkt binnen drie maanden. De rest van het seizoen moest worden volgeplempt met vriendschappelijke wedstrijdjes.
Voor een veld kon de club terecht aan de rand van de stadsbebouwing, waar weilanden genoeg lagen. In de eindeloos grote en lege Buiksloterhampolder, het gebied tussen het IJ en het dorp Buiksloot, werd een veld gevonden aan het Noordhollandsch Kanaal, bij het Huis Ten Ham, tegenover boerderij De Ridder. Tegenwoordig ligt daar het Hagedoornplein. Het kostte maar liefst honderd gulden (nu ongeveer 3.500 euro) voor die drie maanden. Ajax bouwde zelf een houten verkleedruimte, waarmee het danig indruk maakte op de concurrentie.
DOSB
Op 22 september 1900 werd Ajax officieel toegelaten tot de AVB en een week later kon het al aan de bak. In een uitwedstrijd. De eerste tegenstander was de Amsterdamsche Voetbal Vereeniging Door Oefening Steeds Beter, kortweg DOSB. Een clubje als Ajax, dat twee jaar oud was en nog weinig van zich had laten horen. De NVB-administratie vermeldt gelukkig precies waar het veld van DOSB lag: achter Amsteldijk 86. Dat gebied was pas in 1896 bij Amsterdam gekomen; op de omnummerlijst van de gemeente wordt het adres niet genoemd, dus het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de nummering nog min of meer dezelfde is, en laten we dat voor het gemak dus maar aannemen.
Blijkens de stadsplattegrond lag er ter plekke wat schaarse bebouwing met heel veel land erachter. Tijd dus om even lijn 3 te pakken en ter plekke te gaan kijken wat er nog herkenbaar is. Daar kunnen we kort over zijn: niets. Nummer 86 maakt deel uit van een huizenblok dat zo te zien niet als één geheel gebouwd is. Het dateert uit de jaren twintig en zo ziet het er ook uit: baksteen met een poortje en wat natuurstenen details.
Achterom maar eens kijken, in de Saffierstraat. Met enige fantasie zou je je kunnen voorstellen dat daar ooit een voetbalveld heeft gelegen, maar dat is alleen omdat er een vierkant soort plein ligt, en dan zie je al gauw wat je wilt zien. Aan de andere kant, bij de Tolstraat, kun je niet achterom komen. En om nou bij een willekeurig woonhuis aan te bellen om te vragen of je vanaf het balkon op de binnenplaats mag kijken, lijkt me wat opdringerig.
Spoor
De conclusie is dat van het terrein waarop Ajax zijn allereerste competitiewedstrijd heeft gespeeld, geen spoor meer te bekennen valt, en dat hadden we ook niet verwacht: een weiland zonder bebouwing met misschien een afscheiding met een touwtje, meer zal het niet geweest zijn.
Wat weten we van de wedstrijd? Bedroevend weinig: de scheidsrechter was de heer Swaab en DOSB verscheen 'niet volledig'. O, en Ajax won met 2-1.
Hoe het Ajax verging weten we nu wel. DOSB is ondanks haar vele geoefen nooit veel beter geworden. De club ontgroeide nooit de AVB, maar bleef nog bestaan tot 1918. Toch nog twintig jaar, het is meer dan veel van de andere clubjes uit het Amsterdam van die beginjaren kunnen zeggen.
Dit verhaal verscheen eerder in Ajax Clubnieuws, het blad voor en door de leden van de Vereniging Ajax.



